Een bekend onderscheid betreffende de kwaliteit van werk is dat tussen de extrinsieke en de intrinsieke opbrengst van werk. De extrinsieke opbrengst omvat loon, arbeidsduur en (werk)zekerheid (gerelateerd aan de arbeidsovereenkomst), terwijl de intrinsieke opbrengst aspecten betreffen als werkinhoud, autonomie, ontplooiingsmogelijkheden, werkdruk en de zinvolheid van werk (vs. bullshit jobs). Als derde element kunnen de mogelijkheden voor sociale interactie (met collega’s, leidinggevenden, klanten, enz.) die een baan biedt worden onderscheiden.
Met betrekking tot alle drie elementen van de kwaliteit van werk zijn er aanwijzingen voor een ongunstige ontwikkeling in de tijd, ofschoon niet geheel eenduidig en niet in dezelfde mate voor alle werkenden. We onderzoeken zowel de oorzaken van deze ontwikkelingen als de rol die regulering en verschillende actoren kunnen spelen in de verbetering van de kwaliteit van werk.
Naast het perspectief van de werkenden, zal dat van de werkgevers en ondernemers met betrekking tot de kwaliteit van werk worden onderzocht. Vragen die dit oproept zijn bijvoorbeeld in welke mate de bestaande regulering en de rol van maatschappelijke actoren het optimale gebruik van arbeid in het productieproces ondersteunen of belemmeren.